Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ8163

Datum uitspraak2007-02-08
Datum gepubliceerd2007-02-12
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Utrecht
ZaaknummersSBR 07/0066
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

In het onderhavige geval leidt artikel 56b, eerste lid, van de Woningwet niet tot het aannemen van spoedeisend belang bij het verzoek om voorlopige voorziening hangende het bezwaar tegen de bouwvergunning 1e fase. Daartoe acht de voorzieningenrechter redengevend dat niet eerder met de bouw kan worden begonnen dan dat de huidige bebouwing is gesloopt. Daartoe zal eerst een sloopvergunning moeten worden verleend. Nu een dergelijke vergunning (nog) niet is verleend, zal het verlenen van een bouwvergunning 2e fase en het ontstaan van een bouwtitel niet kunnen leiden tot de daadwerkelijke uitvoering van het bouwplan.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector bestuursrecht zaaknummer: SBR 07/66 uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 februari 2007 inzake [verzoekers]., allen wonend in Montfoort, verzoekers, tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Montfoort, verweerder. Inleiding 1.1 Bij besluit van 4 december 2006 heeft verweerder aan Hollands Midden B.V. vrijstelling en een bouwvergunning 1e fase verleend voor het oprichten van een commerciƫle ruimte, 15 appartementen en 1 woning op het perceel Schoolstraat 14 te Montfoort. 1.2 Gelet op het bepaalde in artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen. Overwegingen 2.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. 2.2 Met betrekking tot het spoedeisend belang hebben verzoekers - kort weergegeven -aangevoerd dat zij willen voorkomen dat op korte termijn een onomkeerbare situatie zal ontstaan. Daarnaast hebben zij aangegeven dat op grond van het bepaalde in artikel 56b, eerste lid, van de Woningwet een spoedeisend belang dient te worden aangenomen omdat indien het onderhavige verzoek om voorlopige voorziening leidt tot schorsing van de bouwvergunning 1e fase, de beslissing omtrent de bouwvergunning 2e fase zal worden aangehouden. Op die manier wordt voorkomen dat een bouwtitel ontstaat. 2.3 Hetgeen verzoekers met betrekking tot de in artikel 56b, eerste lid, van de Woningwet bepaalde aanhouding hebben gesteld is juridisch juist, doch leidt in het onderhavige geval niet tot het aannemen van spoedeisend belang. Daartoe acht de voorzieningenrechter redengevend dat niet eerder met de bouw kan worden begonnen dan dat de huidige bebouwing is gesloopt. Daartoe zal eerst een sloopvergunning moeten worden verleend. Nu een dergelijke vergunning (nog) niet is verleend, zal het verlenen van een bouwvergunning 2e fase en het ontstaan van een bouwtitel niet kunnen leiden tot de daadwerkelijke uitvoering van het bouwplan. 2.4 De voorzieningenrechter ziet gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening en acht geen redenen aanwezig om verweerder in de proceskosten te veroordelen. Beslissing De voorzieningenrechter, wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Aldus vastgesteld door mr. H.J.H. van Meegen en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2007. De griffier: De rechter: mr. G. Delissen mr. H.J.H. van Meegen Afschrift verzonden op: